Verhuurder aansprakelijk voor asbest in vloerbedekking vorige huurder

Verhuurder aansprakelijk voor asbest in vloerbedekking vorige huurder

Gepubliceerd op:

Een woningstichting heeft een woning verhuurd aan nieuwe huurders. De woning was sinds 1971 verhuurd geweest aan de vorige huurder. In de woning bevond zich een vloerzeil. De woningstichting heeft verzocht het vloerzeil te verwijderen bij het einde van de huurovereenkomst, hetgeen de huurder heeft gedaan. Daarbij zijn echter lijm- en foamresten achtergebleven. De nieuwe huurders hebben vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze resten, omdat de vloer niet cementdekschoon was opgeleverd. 

De woningstichting heeft daarop een vloekbedekkingsbedrijf opdracht gegeven om de restanten te verwijderen. Dit bedrijf heeft een monster genomen van de vloerbedekking omdat zij de restanten niet direct thuis kon brengen. Uit het onderzoek bleek dat de restanten als asbestverdacht werden gekwalificeerd. Dat heeft ertoe geleid dat de woning schoon diende te worden gemaakt door een asbestsaneringsbedrijf en dat de nieuwe huurders de woning dienden te ontruimen. Zij konden enige tijd niet in de woning en daarnaast is een aantal van hun eigendommen vernietigd.

De huurders hebben de woningstichting aangesproken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de gevolgschade. In de procedure draaide het om de toepasselijkheid van artikel 7:208 BW, waarin is bepaald dat de verhuurder tot vergoeding van de door een gebrek veroorzaakte schade verplicht is indien het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het gebrek toen kende of had behoren te kennen. Partijen zijn het erover eens dat de aanwezigheid van de asbesthoudende stoffen als een gebrek kan worden aangemerkt. Voorts zijn partijen het erover eens dat beide partijen bij aanvang van de huurovereenkomst niet bekend waren met de aanwezigheid van asbest.

Het gaat in de procedure om de vraag of de verhuurder het gebrek had behoren te kennen. De woningstichting heeft zich op het standpunt gesteld dat er voor haar geen aanleiding bestond om de vloerbedekking te onderzoeken. Het gerechtshof gaat daarin niet mee. Het gerechtshof oordeelt dat de vorige huurder het gehuurde al vanaf 1971 bewoonde. De woningstichting kon aldus weten dat sprake was van zeil dat lang geleden was gelegd, juist in een periode dat volop asbest werd gebruikt. Verder bleek dat de woningstichting in haar beleidsplannen alert is op de aanwezigheid van asbest. Het gerechtshof laat meewegen dat de woningstichting een professioneel verhuurder is die bekend verondersteld mag worden met opleveringen. Zij had derhalve een monster kunnen laten nemen van de vloerbedekking om vast te stellen of sprake kon zijn van asbest. Dat heeft de woningstichting echter verzuimd. Het gerechtshof oordeelt dan ook dat de woningstichting het gebrek had behoren te kennen en aldus aansprakelijk is voor de gevolgschade. Het gerechtshof concludeert dan ook dat de door het gebrek veroorzaakte schade door de woningstichting vergoed dient te worden.

De les die uit dit arrest gehaald kan worden is dat een professioneel verhuurder alert dient te zijn op de eventuele aanwezigheid van asbest, zeker indien de woning langdurig bewoond is geweest. Een professioneel verhuurder wordt bekend geacht met opleveringen en kan weten, althans vermoeden, dat sprake kan zijn van asbest.

Dit artikel is geschreven door Myke Muller. Zij is als advocaat huur- en onroerend goedrecht werkzaam bij Poelmann van den Broek advocaten in Nijmegen.

Wil u meer informatie? Neemt u dan contact op met Myke via, 024-3811440 of m.muller@pvdb.nl


Een greep uit ons leveranciersregister

Solesta® 2.0
Verduurzaam uw woning met een zonneboiler en zet gratis zonnewarmte om in warm kraanwater ...
Itris BV
Dé totaaloplossing voor woningcorporaties ...
Breman Installatiegroep
Breman Woningbeheer; uw partner voor service- en installatiewerkzaamheden ...