Gemeenten hebben de wettelijke taak om woningen te regelen voor statushouders. Hoeveel ze er moeten opnemen, wordt elk half jaar vastgesteld op basis van het aantal mensen dat in Nederland naar verwachting een verblijfsvergunning krijgt. Daaruit volgt een taakstelling voor alle gemeenten afzonderlijk. Een grote gemeenten moet meer vergunninghouders huisvesten dan een kleine gemeente.
Om aan deze taakstelling van in totaal dus 23.400 woningen te voldoen moesten gemeenten in de eerste helft van dit jaar gemiddeld 3.900 vergunninghouders per maand huisvesten. Nu is al duidelijk dat dit in de eerste drie maanden van dit jaar niet is gelukt. Dit stelt gemeenten voor de periode tot en met juni 2016 voor een fikse opdracht. Als het niet lukt in de benodigde woningen te voorzien, zal het restant worden opgeteld bij de taakstelling voor de tweede helft van 2016.
Door de achterstanden bij gemeenten, zitten op dit moment nog veel vergunninghouders in een asielzoekerscentrum te wachten op een woning. Doel van het kabinet is om de 16.000 statushouders die nu nog in de opvang zitten zo snel mogelijk door te laten stromen naar reguliere huisvesting in gemeenten zodat deze plekken kunnen worden vrijgemaakt voor nieuwe asielzoekers. Zij komen nu nog vaak terecht in de noodopvang als gevolg van het gebrek aan opvangplaatsen.
Om de doorstroom van vergunninghouders vanuit opvangcentra naar woningen te bevorderen hebben het Rijk en gemeenten in een bestuursakkoord eind vorig jaar afspraken gemaakt. Zo kunnen vergunninghouders nu ook in verbouwde verzorgingstehuizen, kantoorpanden of wooncontainers worden gehuisvest. Verder kunnen alleenstaande statushouders samen in 1 woning worden geplaatst. De prognose voor de taakstelling voor gemeenten in de eerste helft van 2017 is dat deze minimaal gelijk blijft aan de taakstelling voor de tweede helft van 2016.
Gemeenten moeten nog 23.000 statushouders huisvesten
Gepubliceerd op:
6 April 2016